We gingen donderdag dus naar de Feldberg. Daar waren we 2,5 jaar geleden ook geweest, maar toen kwamen we niet hoog. Het bleek er namelijk heel mistig te zijn. Nou ja, toen vermaakten we ons maar met de sneeuw op dalhoogte.
Nu beloofde deze dag het prachtig weer te worden! De zon scheen al uitbundig toen we opstonden, dus pakten we onze spullen in. Vesten mee? Nee joh, het was al ontzettend warm buiten.
Dom dom dom. Ik had moeten leren van de Kandel. Hoe hoger, hoe kouder. Gelukkig had ik voor Xander wel nog op het laatste moment een vest in de tas gepropt.
Bij de Feldberg aangekomen zagen we dat er een Bergbahn was. Maar die overbrugde maar zo'n klein stukje: dat konden we makkelijk zelf lopen! Dat leverde wel wat gemopper op van Xander, want die zag die Bahn wel zitten. Maar helaas: papa en mama lieten zich niet overreden. Bovendien blijkt Xander een halve berggeit te zijn: die holt soms bijna de berg op. Kom op jongen, dit kun jij makkelijk!
Het was een mooie wandeling, met eerst veel zweten, en bovenop eerst veel gebibber omdat we enigszins underdressed waren. Maar al gauw trok ook de bewolking daar weg, en waren we blij met onze korte mouwen.
De Feldberg: een geheel andere berg dan de Kandel. Veel weide, en eigenlijk heel kaal. En nog veel toeristischer, wat me dan eigenlijk wel weer tegenstaat.
Maar we genoten van de vergezichten, de natuur, de weidsheid, en toen we via een ongelooflijk steil pad weer beneden waren, voelden we ons voldaan. Alles op eigen benenkracht!
Gisteren, vrijdag, besloten we het ietwat rustiger aan te doen. Xander zat veel in de moppermodus, en ook ik kwam niet geheel uitgerust het bed uitrollen. Ik had best goed geslapen, maar toch had ik het gevoel dat de nacht nog moest beginnen.
In ieder geval moesten er boodschappen gedaan worden. Dus daar begonnen we dan maar mee. Om bij een enigszins fatsoenlijke winkel te komen moet je hier toch wel eerst een kwartier met de auto. Dus inclusief onze ochtendroutine was de ochtend eigenlijk alweer voorbij toen we de boodschappen allemaal op de plek hadden staan.
Die middag gingen we naar een mooi plekje bij een beekje, vlakbij ons huisje.
'Mama, het lijkt nu net of papa de Heere God is, en dan ben ik Mozes, en jij bent dan het volk Israël!'
We liepen met z'n drieën achter elkaar aan over een bospad. Hier vlakbij moest het plekje zijn. Ronald ontdekte het onlangs op een wandeling die hij alleen maakte.
Zul je altijd zien: ik dacht via Google Maps een mooie plek te hebben gezien, waar we 8 km voor omreden, en het bleek niks te zijn. En Ronald liep er zo tegenaan.
Zoiets moet je ook niet geforceerd willen vinden.
Goed, een optocht van 3 dus. Xander vroeg zich, al worstelend tegen de struiken, af waar het nu precies was, en besloot in zichzelf moppelend: 'papa leidt ons wel'.
Ik begon te zingen: 'leid mij, o leid mij toch voort aan Uw hand. Kijk Xander, papa loopt voorop, die leidt jou. En jij leidt mij weer'.
En zo, in ganzenpas door het bos, kwam bij hem ineens het verhaal van Mozes naar boven. Alleen ontbrak de wolkkolom nog, maar met al die bomen om ons heen hadden we die niet nodig.
Het was warm gisteren. In het dal was het voor het middaguur al 28 graden. Maar met het ijskoude beekje en de beschutting van de bomen was het prima te doen. De mannen bouwden dammetjes, en ik, bijgekomen van de schrik dat ik bijna op een iew! kikker was gaan staan, keek vanaf mijn plekje onder de boom toe hoe het water zijn nieuwe loop kreeg.
Ronald had zeer zorgzaam een soort van stoel voor me gemaakt van een paar takken. Het was hier namelijk nogal drassig, en we hadden eigenlijk 2 kleine opvouwbare stoeltjes mee moeten nemen. Maar ja, aan hadden heb je niks, en dus hadden we nu ook niks. Ja, een handdoek. En een paar takken onder mijn billen. Het was dus kiezen tussen een natte kont of een houten kont. Het laatste dan maar.
Het was genieten. Genieten met een grote G. Van mijn mannen, die fanatiek aan het bouwen waren. Van de natuur. Van het alsmaar kabbelende beekje waar geen einde aan leek te komen. En waar ik prompt van moest plassen, lekker handig als er overal brandnetels staan. Het was genieten van de koelte onder de bomen. En vooral dat we hier alleen waren. Behalve op wat bruine padden en vliegen na, was hier niemand. Je hoorde geen auto's, geen mensen, alleen maar de natuur en onszelf. Zelfs die houten kont kon mijn genietmomenten niet verpesten.
Soms is geluk zo klein, zo heel eenvoudig, zo simpel, en tegelijk zo groot!
Maar hoe klein of groot ook het geluk, mijn houten kont werd steeds pijnlijker. En dus vertrokken we halverwege de middag weer naar het huisje om van daaruit een kampeerwinkel op te zoeken. Want al mijmerend begon ik steeds meer visioenen van een opvouwbare campingstoel te zien. Die natuurlijk in mijn beleving het zitcomfort van een sta-op-stoel kreeg. En aangezien Ronald nog op zoek was naar een mini-exemplaar voor in zijn topkoffer op de motor, en je met dat bloedhete weer toch beter in de airco kan zitten, wat doe je dan? Wel, in de file in Freiburg staan naar de kampeerwinkel.
We slaagden, waren allebei in ons nopjes met ons exemplaar, en kwamen voldaan en met flinke trek in pizza weer thuis. Dat kwam goed uit, er lagen 3 exemplaren in de diepvries.
En toen was de eerste vakantieweek alweer voorbij, en zijn we over de helft!